ELKE DONDERDAG GRATIS INLOOPSPREEKUUR VAN 17.00-18.00 UUR M.U.V. 5 DECEMBER A.S.

Nieuwsbrief

Nieuwsbrief september 2019 met o.a: Een 2e relatie, anti-kraakwoning, investeren in het huis van je partner

 

Investeren in het huis van je partner, een koude kermis

Intrekken bij een nieuwe relatie komt met regelmaat voor. Binnen een relatie ligt voor de hand dat je met regelmaat wat voor de ander betaalt. Helaas betekent dat niet automatisch dat je daar nog wat van terugziet. Ook niet als je bijvoorbeeld flink in de verbouwing van de aan de ander toebehorende woning investeert.


Bij gehuwden is het sinds enkele jaren zo dat wanneer je investeert in de eigendommen van de ander je recht krijgt op een vergoeding. Die vergoeding is zelfs afhankelijk van de waardeontwikkeling van die eigendommen.

De Hoge Raad heeft onlangs duidelijk gemaakt dat dat bij samenwoners heel anders ligt. Zo werd geoordeeld in een situatie waarin een man en een vrouw ongehuwd en zonder samenlevingscontract samenwonen in de woning van de man.

Op enig moment wordt die woning op kosten van de vrouw verbouwd. Bij het verbreken van de relatie wil de vrouw haar investering terug. Vervolgens stelt zij dat de man ongerechtvaardigd verrijkt is, dan wel dat zij de bedragen onverschuldigd betaald heeft.

 

Volgens de Hoge Raad is daarvan geen sprake nu de man de kosten niet zou hebben gemaakt als de vrouw deze niet had betaald (hij was hier financieel niet toe in staat) en op de man geen plicht rustte om deze verbouwing te doen.

Wél is de Hoge Raad van mening dat tussen de samenwoners een rechtsverhouding bestaat die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. Dat de man en de vrouw geen huwelijk of samenlevingscontract zijn aangegaan en geen andere afspraken hebben gemaakt, staat daaraan niet in de weg. Wanneer door de vrouw bijzondere feiten en omstandigheden worden aangevoerd, zou geoordeeld kunnen worden dat zij op basis van redelijkheid en billijkheid recht heeft op een vergoeding door de man. Dit is door de vrouw niet gedaan.

 

Bent u van plan te gaan samenwonen of woont u samen maar weet u niet zeker of u het goed geregeld heeft? Neemt u dan contact op met Lieke Hettema.

 


Uitkering door je B.V. met verstrekkende gevolgen

 

Veel ondernemers beschouwen hun B.V. als verlengstuk van zichzelf. Een uitkering door de B.V. wordt als een vestzak-broekzak-transactie beschouwd. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen "CAP" van de belastingdienst, ziet dat heel anders. Zij stelt dat het terugbetalen van aandelenkapitaal of het uitkeren van dividend, tot gevolg kan hebben dat pensioen-, stamrechtovereenkomst of de oudedagsverplichting "ODV", geacht worden afgekocht te zijn. En dat doet pijn.

 

Indien een BV na zo'n uitkering niet meer in staat is het pensioen, stamrecht of ODV volledig uit te keren dan wordt dat aangemerkt als afkoop van het pensioen, stamrecht of de ODV. Volgens de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt de aanspraak op de pensioen-, stamrechtovereenkomst of de ODV meteen in de belastingheffing betrokken. Omdat er dan achteraf gezien te weinig belasting is betaald wordt er nog revisierente van 20% in rekening gebracht.

 

Voor de vraag wanneer de BV nog in staat is om het pensioen, stamrecht of ODV volledig uit te keren, moeten alle bezittingen en verplichtingen van de vennootschap opnieuw gewaardeerd worden. In veel gevallen moet daarbij ook nog rekening worden gehouden met het eerder overlijden van de DGA. Dat laatste is het geval indien het partnerpensioen niet extern verzekerd is. Enkel indien nadat er voldoende eigen vermogen is voor een uitkering, kan deze zonder gevaar gedaan worden.

 

Bent u van plan om een dividenduitkering te doen of aandelenkapitaal terug te betalen, laat dan alles goed doorrekenen door een expert. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Yusuf Bagci.

 

 


Een tweede relatie, hoe bereid ik mij voor?

Waar moet u op letten als u na een scheiding een nieuwe relatie aangaat?

In samenwerking met Uiteen, kantoor voor familie-en erfrecht en de Hypotheekshop organiseren wij hierover een voorlichtingsbijeenkomst op 30 september en 1 oktober a.s.

 

De volgende onderwerpen komen o.a. aan bod:

Wat zijn de financiële valkuilen bij een eigen huis/hypotheek?

Hoe zorgt u ervoor dat alles goed wordt geregeld voor uw nieuwe partner en kinderen?

Welke problemen kunnen spelen binnen een samengesteld gezin?

Hoe communiceert u met de (stief)kinderen en (stief)ouders?

 

Programma

19.00 uur        Inloop

19.15 uur        Aanvang

21.00 uur        Borrel

 

Sprekers

Helma Leonhard-Strien, notaris-mediator

Janneke Mulder en Martine Stut, advocaten familie- en erfrecht

Albert van Reeuwijk, financieel planner

 

Wanneer en waar?

Maandag 30 september 2019, Lommerrijk, Straatweg 99 te Rotterdam

Dinsdag 1 oktober 2019, Boerderij Lansingerland, Hoeksekade 146A te Bergschenhoek

 

Wilt u erbij zijn?

Dat kan door een e-mail te sturen naar seminar@kooijmanautar.nl o.v.v. uw naam (namen) en de gewenste datum.

 


Antikraakbewoning, maar nog geen woning

Sinds de verlaging van het tarief voor de overdrachtsbelasting voor woning van 6 naar 2 %, zijn we overspoeld door rechtspraak over dit onderwerp. Hoe zit het nu indien een pand daadwerkelijk bewoond wordt, is het dan altijd een woning? Voor de overdrachtsbelasting is dat bij antikraak bewoning van een kantoorpand in elk geval niet zo.

 

De rechter oordeelde onlangs over een situatie waarin een pand werd bewoond door 7 personen. Het pand was oorspronkelijk gebouwd als kantoorpand. De belastingplichtige stelde dat het pand werd bewoond en dus een woning was. Daarnaast stelde de belastingplichtige dat al een aanvang was gemaakt met de transformatie naar woningen.

De rechter was van oordeel dat het pand nog steeds naar zijn aard geen woning was. Dat werd volgens de rechter bevestigd doordat het pand te huur en te koop stond als kantoorpand, waarbij de bewoning door het antikraak karakter slechts tijdelijk was. Er moest dus gewoon 6% overdrachtsbelasting betaald worden.

 

De belastingdienst had ook nog een vergrijpboete van 50% opgelegd. Ten aanzien van die boete was de rechtbank van mening dat die niet verschuldigd was. De casus speelde toen er nog veel meer onduidelijkheid was ten aanzien van het begrip woning voor de overdrachtsbelasting. Het standpunt van de belastingplichtige dat hij van een woning mocht uitgaan omdat het bestemd was voor gemengd gebruik en bewoond werd, was zodanig dat geen sprake was van (voorwaardelijke) opzet.

 

Voor meer informatie over de vraag wat wel en niet onder de 2% heffing valt, kunt u contact opnemen met Peter Kooijman.

 


 

« Terug naar het overzicht