Toelichting verzekeringen

Icon download

Rare vraag voor een notaris

Nou nee, toch niet. Aan het merendeel van de hypotheken is namelijk een levensverzekeringsproduct gekoppeld, meestal in de vorm van een gemengde verzekering. Zo'n verzekering, vandaar de naam, bestaat in feite uit twee delen, een kapitaalverzekering en een overlijdensrisicoverzekering.

De kapitaalverzekering (“spaargedeelte”) is ervoor om te zorgen dat aan het einde van de looptijd van de hypotheek – meestal dertig jaar – een bedrag wordt uitgekeerd waarmee de hypotheekschuld geheel of gedeeltelijk kan worden afgelost. Maar als de verzekerde voor het einde van de looptijd overlijdt, en er dus nog niet genoeg is gespaard, moet er ook geld op tafel komen om te kunnen aflossen. Daarvoor dient de overlijdensrisicoverzekering (“risicodeel”), waarvoor ook een premie wordt betaald, afhankelijk van leeftijd, geslacht en gezondheid van de verzekerde.

Met betrekking tot de overlijdensrisicoverzekering zijn twee elementen van belang, de vraag wie de premie verschuldigd is, en de vraag wie begunstigde is ('wie het geld krijgt').

I. Geen erfbelasting door premiesplitsing

De Successiewet bepaalt dat een uitkering van een overlijdensrisicoverzekering geldt als erfrechtelijke verkrijging, zodat de begunstigde erfbelasting moet betalen.

Deze heffing kan worden voorkomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. premieverschuldigdheid

Er moet een splitsing worden aangebracht tussen de premie voor het spaardeel en het risicodeel van de verzekering, waarbij wordt vastgelegd dat de begunstigde voor de overlijdensuitkering de premie aan de verzekeringsmaatschappij verschuldigd is. Partners verzekeren dus in feite over en weer ('kruislings') elkaars leven. De premiesplitsing moet blijken uit de polis of uit een bij de polis behorend clausuleblad. 

Om buiten de heffing te blijven is het voldoende dat in de polis de kruislingse verschuldigdheid is vastgelegd: de premie mag dus wel van een en/of-rekening worden afgeschreven.

b. samenlevingscontract of huwelijks-/partnerschapsvoorwaarden

De premie voor de overlijdensrisicoverzekering moet niet alleen door de begunstigde verschuldigd zijn, maar ook voor rekening van de begunstigde blijven. 

De premies van de overlijdensrisicoverzekering mogen niet tot de gemeenschappelijke kosten van de huishouding worden gerekend of ten laste van een gemeenschap van goederen worden voldaan, want dan betaalt de andere partner eraan mee en wordt de uitkering belast.

De premiesplitsing of het kruislings sluiten moet gedragen kunnen worden door wat in de huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden dan wel in het samenlevingscontract met betrekking tot premies van de overlijdensrisicoverzekering is bepaald. 

De premiesplitsing kan alleen worden toegepast als er gescheiden vermogens zijn, dus niet bij echtgenoten die in algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd (maar echtgenoten hebben gelukkig een grote vrijstelling en een laag tarief voor de erfbelasting). Bij samenwoners en echtgenoten die op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd gaat het goed, als het samenlevingscontract of de huwelijkse voorwaarden tenminste op de juiste manier geformuleerd zijn. Omdat het hieraan met name bij oudere huwelijkse voorwaarden of samenlevingscontracten nogal eens schort kan het geen kwaad om die nog eens door de notaris op dit punt te laten controleren.

c. premiesplitsing

De premie moet op de juiste wijze worden gesplitst door de verzekeringmaatschappij. 

De gesplitste premiebedragen moeten ook daadwerkelijk aan beide premieplichtigen in rekening worden gebracht. Hiervan mag worden afgeweken indien de premieplichtigen bij de aanvraag van de verzekering verklaren ermee akkoord te gaan dat de verzekeraar zich voor de incasso wendt tot de (eerste) verzekeringnemer.

Na elke wijziging van de verzekeringsovereenkomst moet deze verklaring opnieuw worden afgelegd.

d. beoordelingstijdstip

Het tijdstip van overlijden is beslissend voor de beoordeling of de premie daadwerkelijk ten laste van de begunstigde is gekomen; mocht de andere partner per ongeluk toch aan de premie hebben meebetaald dan kan dit dus tijdens leven nog worden gecorrigeerd.

Voorbeeld

Harro en Anne-Marie zijn zojuist (ongehuwd) gaan samenwonen in hun trotse bezit, een huis van € 250.000,00, belast met een hypotheekschuld van € 260.000,00. Ze hebben elkaar bij testament tot erfgenaam benoemd (samenwoners erven niet automatisch van elkaar) en op elkaars leven is een overlijdensrisicoverzekering afgesloten tot een bedrag van € 160.000,00, zodat de langstlevende een schuld van € 100.000,00 overhoudt.

Als Harro overlijdt, en de verzekering uitkeert, krijgt Anne-Marie te maken met de Successiewet. Hoewel een verzekeringsuitkering in feite los staat van de erfenis bepaalt artikel 13 (dat nummer kan haast geen toeval zijn!) dat een overlijdensuitkering wordt beschouwd als erfrechtelijke verkrijging, en dus bij de verkrijger met erfbelasting wordt belast, tenzij de overledene niets aan de premie heeft betaald. Omdat Anne-Marie, als ze nog maar kort samenwonen, minstens 30% erfbelasting moet betalen is het van groot belang dat van dat 'tenzij' in artikel 13 gebruik is gemaakt.

Omdat Harro en Anne-Marie ieder hun eigen vermogen hebben (geen gemeenschap van goederen) is het mogelijk om de overlijdensrisicoverzekering over en weer op elkaars leven te sluiten.

Harro verzekert het leven van Anne-Marie en is de overlijdensrisicopremie op haar leven verschuldigd, en Anne-Marie regelt hetzelfde met betrekking tot Harro. Deze premiesplitsing (“kruislings verzekeren”) leidt ertoe dat de uitkering onbelast blijft, en dat scheelt dus in dit voorbeeld vele tienduizenden euro's.

II. Begunstiging goed regelen

1. Partnerconstructie toegepast?

Als één van de partners overlijdt is het de bedoeling van de bank dat de verzekeringsuitkering wordt aangewend om (een deel van) de hypotheekschuld aan de bank af te lossen.

Over het algemeen worden de rechten uit de verzekeringspolis aan de bank verpand (dit gebeurt door middel van een “akte van verpanding”), waarmee de bank ondermeer het recht krijgt om zichzelf als eerste begunstigde aan te wijzen. Als de bank daar gebruik van maakt, gaat de verzekeringsuitkering rechtstreeks naar de bank en vervalt (een deel van) de hypotheekschuld, waarvan alle erfgenamen (dus niet alleen de langstlevende maar ook de kinderen) profiteren.

Het alternatief is dat het geld wel aan de langstlevende als begunstigde wordt uitgekeerd. De bank accepteert dit alleen maar als de langstlevende aan de verzekeringsmaatschappij schriftelijk opdracht heeft gegeven om het aan hem/haar toekomende geld door te betalen aan de bank. Deze schriftelijke opdracht wordt ook wel aangeduid als 'betalingsopdracht' of 'partnerverklaring'.

Het is van belang om een bewuste keuze voor één van de methodes te maken, omdat de fiscale gevolgen verschillen maar vooral ook omdat de keuze van belang is voor de vraag wie na het overlijden van beide partners het vermogen krijgt.

Om een veelvoorkomend misverstand meteen maar uit de weg te ruimen: de partnerconstructie is niet hetzelfde als een langstlevende-testament. 

Door de partnerconstructie wordt voorkomen dat de erfdelen van de kinderen (door het vervallen van de hypotheekschuld) groter worden. Met een langstlevende-testament kunnen vervolgens de (grotere of kleinere) erfdelen van de kinderen niet-opeisbaar worden gemaakt. 

Voorbeeld

Harro en Anne-Marie waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen, dus de premiesplitsing is niet meer van belang en hebben een dochter Anne-Fleur. 

Het huis is € 280.000,00 waard en op de hypotheekschuld ad € 260.000,00 is niets afgelost. We doen even net alsof er verder geen vermogen is.

Als één van tweeën overlijdt is het punt van de begunstiging belangrijk. 

Als de bank begunstigde is gaat de overlijdensrisico-uitkering van € 160.000,00 rechtstreeks naar de bank zodat er nog maar een schuld van  € 100.000,00 overblijft. 

De erfenis bedraagt dan de helft van € 180.000,00, ofwel € 90.000,00, en het erfdeel van Anne-Fleur (dat ze bij getrouwde ouders overigens niet kan opeisen) dus € 45.000,00.

Als de partnerverklaring is getekend en bijvoorbeeld Anne-Marie als eerste zou overlijden, dan krijgt Harro de hele uitkering van € 160.000,00 en gebruikt het geld om een deel van de bankschuld af te lossen. 

Omdat hij ook voor de kinderen een schuld gedeeltelijk aflost, komt hij als schuldeiser in de plaats van de bank, zodat de schuld in totaal € 260.000,00 gebleven is, te weten € 100.000,00 aan de bank en € 160.000,00 aan Harro. 

De erfenis beloopt dus nu maar de helft van € 20.000,00 ofwel € 10.000,00, zodat het erfdeel van Anne-Fleur maar € 5.000,00 bedraagt. De verzekeringsuitkering is immers 'buiten de boedel om' gelopen, zodat Anne-Fleur er niet van meeprofiteert. 

De partnerconstructie is bij het overlijden van de eerste partner meestal fiscaal gunstiger dan de methode waarbij de bank de begunstigde is.

Dat komt omdat de langstlevende echtgenoot een grote vrijstelling voor de erfbelasting heeft van € 804.698,00 (tarief 2025) en de kinderen maar een relatief kleine van € 25.490,00 (tarief 2025).

Het nadeel is wel weer dat de erfenis van de langstlevende echtgenoot tezijnertijd groter zal zijn, waardoor de aanvankelijk bereikte besparing wellicht later weer teniet wordt gedaan (als de langstlevende tijd van leven heeft, kan er natuurlijk vermogen aan de kinderen worden geschonken).

In elk geval levert de toepassing van de partnerconstructie bij het eerste overlijden een liquiditeitsvoordeel op (de langstlevende betaalt op dat moment geen of veel minder belasting).

Dat het geld bij de langstlevende terechtkomt en niet (ook) bij de kinderen is niet zo erg als de langstlevende de andere ouder van de kinderen is; dan zal het door vader en moeder opgebouwde vermogen uiteindelijk toch bij hen terechtkomen. 

Zou echter, in ons voorbeeld, Anne-Fleur zijn geboren uit een eerdere relatie van Anne-Marie dan is ze geen erfgename van Harro. Ze krijgt dus waarschijnlijk nooit iets van de uitkering te zien!

Bij kinderen uit eerdere/verschillende relaties is de partnerconstructie dus niet altijd het beste! 

2. Begunstiging controleren!

Afgezien van de vraag of de partnerconstructie is toegepast, blijkt regelmatig dat het geen overbodige luxe is om te controleren of de begunstiging bij de levensverzekering wel spoort met de erfrechtelijke wensen van de verzekeringnemer. Het gebeurt bijvoorbeeld regelmatig dat de kinderen, of zelfs een ex-partner, als eerste begunstigde in de polis staan vermeld.

Vooral als in een testament van de wettelijke standaardvererving wordt afgeweken (denk aan het onterven van een kind) is het van belang dat de polis ook wordt aangepast.

III. Hoe nu verder? Een berekening maken!

Het zal u na lezing van het bovenstaande duidelijk zijn, dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan uw levensverzekering(en).

Wij kunnen u hierover niet adviseren zonder een grondige analyse van uw persoonlijke en financiële positie. Op basis van een dergelijke analyse kan een aanvankelijk getekende partnerverklaring worden ingetrokken, of juist alsnog een partnerverklaring worden getekend.

Kooijman Autar Notarissen kan een dergelijke analyse voor u verzorgen; de kosten van deze advisering worden bij u in rekening gebracht op basis van de daaraan bestede tijd.

Het laatste nieuws direct in uw inbox

Schrijf u in op onze nieuwbrief en ontvang maandelijks actueel nieuws van Kooijman Autar Notarissen

Icon loading